Zeven dagen oud brood (roman, Contact 2010)
Max Niematz schrijft graag over jonge mensen die ergens naar op zoek zijn, al weten ze vaak niet naar wat. Een allesomvattend idee? Schoonheid? Liefde? Avontuur?
In Kromzicht (2008) probeerden twee boerenzoons, ieder op zijn eigen manier, hun leven op een hoger plan te brengen. Uiteindelijk vergeefs. In Het wachtlokaal (2009) beproefde een schoolverlater zijn geluk in het leger, eveneens zonder veel succes. In Zeven dagen oud brood, zijn nieuwe roman, maken we kennis met de 20-jarige wees Jack de Goede, die een verlangen koestert naar elders. Zal hij elders het geluk vinden dat hij van huis uit niet meekreeg? Zal het hem lukken om aan zijn beperkingen ("het bange in mijn karakter") te ontkomen?
Hij trekt naar de Cevennen op uitnodiging van zijn oom Gilbert, die daar woont met Agatha. Als hij na een lange wandeling aankomt bij een soort burcht in de buurt van het dorp Ourcq, blijkt alles anders dan verwacht. Oom schittert door afwezigheid en tante blijkt een humeurige dame te zijn die samen met een paar vrijwilligers een bouwval probeert om te vormen tot een kuuroord. Zijn oom blijkt hoger in de bergen een nog groter en hopelozer projekt onder handen te hebben: hij wil zeven ru¨nes geschikt maken voor bewoning door een leefgemeenschap.
Geleidelijk wordt duidelijk hoe het zit met oom en tante en de rare snuiters die tegen kost en inwoning hun steentje bijdragen aan de uiterst trage renovatie van de burcht. Een komische rode draad in het verhaal vormt het communistische verleden van oom, die geregeld langskomt met zijn vuile was. Hij verlangt nog steeds naar een maatschappij waarin iedereen gelijk is en zet dat ideaal af tegen een bezoek aan zijn geliefde rozentuin. "Stel je voor, je wordt wakker 's morgens en je stapt je tuintje in en de rozen geuren," zegt hij tegen zijn neef. "Maar je hebt nog niet omgedraaid of het leven is weer een strijd op leven en dood geworden."
Wat vindt Jack van dit alles? Hij is een merkwaardig blanco figuur. Als een robot ondergaat hij alles, of het nu de opgeklopte verhalen van zijn oom zijn, de barse bevelen van tante of juist haar erotische verleidingspogingen. Niematz doet met zijn held wat hij ook in eerdere romans deed: hij plaatst hem als een soort proefpersoon in een groep en kijkt dan geamuseerd toe wat ervan komt. In dit geval: verwarring, hoop en vrees en tenslotte berusting. (NB "Falikante onzin, Janet!" MN).
Je zou Zeven dagen oud brood kunnen betitelen als een experimentele, maar ook wel als een naturalistische roman. Jack voelt zich overgeleverd aan wat hem overkomt en meent er niets over te zeggen te hebben. "Alles was voorzien. [...] Alles had een bedoeling, ten goede of ten kwade."
Het is in dit voorbeschikte regiem niet altijd eenvoudig om greep te krijgen op Niematz' held en zijn behoorlijk dramatische lotgevallen. Het plezier zit hem vooral in de bijzaken en in de kleine, soms geniepige verrassingen. Erg geestig is de spontane staking van de vier vrijwilligers, 'het proletariaat', na de zoveelste bitse uitval van de vrouw des huizes. Mooi is ook de regelmatige terugkeer van de stokoude man op het paard, 'de procureur', die steeds weer de weg komt wijzen. En natuurlijk is er de misleiding op het eind. "Eindelijk kan ik mijn leven beginnen," verzucht Jack op het moment dat we de moed al hadden opgegeven. Met stille trom verlaat hij het onplezierige oord. Maar na een paar dagen keert hij er onverhoopt weer terug. De cirkel is akelig rond.
Weblog van Bibman
Uit Weblog van Bibman, Vlaams biblioblogpionier, boekenrecensent en de laatste jaren trouw volger van het werk van Max Niematz
(Bibman begint zijn recensie als altijd met een goede samenvatting van de roman en vervolgt dan:) Zeven dagen oud brood is een in een uitgezuiverde stijl geschreven psychologische roman vol knipoogjes naar de gothic novel, niet alleen door de setting - een oude vervallen burcht -, maar ook door de raadselachtige en duistere sfeer die als dikke mist blijft hangen. De personages verdwijnen en verschijnen voortdurend. Als spoken zweven ze langs de radeloze protagonist, die telkens moet raden wat er aan de hand is. Net als in de voorgaande romans van Niematz is de hoofdpersoon een gelaten, dromerige jongeman die het leven minder leeft dan het ondergaat. In Het wachtlokaal was het de oproepingsbrief voor het leger wat zijn leven dynamitiseerde. Hier is het de ontmoeting met zijn wonderlijke tante die voor vuurwerk zorgt. Hij vat een liefde voor haar op die hij uit loyaliteit voor zijn oom wil negeren. Het landgoed lijkt bespookt en de ik-figuur kan met moeite realiteit en droombeeld onderscheiden. Zijn liefde voor Agatha vormt een spaarzaam lichtpuntje in de duisternis, maar ook dat zorgt uiteindelijk alleen maar voor wroeging en pijn. Het resultaat is een mistige en terneerdrukkende roman die de lezer met een gevoel van bevreemding achterlaat.
.